LAND VAN ORIGINE: Zwitserland
Publicatie datum van de huidig geldende standaard: 04-07-2011
GEBRUIK: gezelschap en familie hond
FCI-KWALIFICATIE: Groep 1 Herdershonden en Veedrijvers (uitgezonderd Zwitserse Sennenhonden)
Sectie 1 Herdershonden zonder Werkhondenproef.
KORTE HISTORISCHE SAMENVATTING: In de Verenigde Staten van Amerika en Canada werden witte herders langzamerhand geaccepteerd als een apart ras. De eerste exemplaren van dit ras werden begin jaren 70 geïmporteerd in Zwitserland. De Amerikaanse reu “Lobo” werd op 5 Maart 1966 geboren en deze reu mag beschouwd worden als de stamvader van het ras in Zwitserland. De afstammelingen van deze reu, die geregistreerd werden in het Zwitsers Honden Stam Boek (LOS) en andere, vanuit de USA en Canada geïmporteerde honden, vermengden zich langzamerhand. Op dat moment is er een groot bestand aan zuiver gefokte exemplaren, verdeeld over verscheidene generaties Witte herders in geheel Europa. Deze honden zijn sinds Juni 1991 geregistreerd in de bijlagen van het Zwitsers Honden Stam Boek (LOS) als een nieuw ras.
ALGEMENE VERSCHIJNING: Een krachtige, goed gespierde, middelgrote, stokharige of langstokharige Witte Herdershond met staande oren; een dubbele vacht; gestrekt van verschijning; met middelkrachtig beendergestel en een elegante, harmonieuze belijning.
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: Licht gestrekte verschijning: lichaamslengte (van het punt van de schouder tot het zitbeen) in verhouding tot schofthoogte = 12 : 10.
De afstand van de stop naar de neustip is groter dan de afstand van de stop naar de jachtknobbel.
GEDRAG / TEMPERAMENT: Levendig en evenwichtig temperament, houdt van actie, is oplettend met een goede aanleg om getraind te kunnen worden. Vriendelijk en iets behoedzaam/bescheiden.
Een groot sociaal aanpassingsvermogen en sterk aanhankelijk aan zijn baas. Nooit bang of agressief zonder bedreiging of uitdaging. Een vreugdevolle en gemakkelijk te leiden werk- en sport hond met een allround aanleg op allerlei gebied. Door de hoge mate van sociaal aanpassingsvermogen is de Zwitserse Witte Herder in staat te integreren in allerlei soorten van sociale gebeurtenissen en situaties.
HOOFD:
BOVEN AANZICHT: Sterk, droog, adellijk gevormd, in goede verhouding tot het lichaam. Wigvormig van boven en van opzij gezien, naar de neus toe smaller verlopend. Bovenbelijning van schedel en voorsnuit zijn parallel.
SCHEDEL: Slechts licht gewelfd, met aanwezige middengroef.
STOP: Licht aanwezig, maar wel duidelijk zichtbaar.
VOORAANZCHT:
Neus: Middelgroot, zwart pigment gewenst; een wisselneus en/of lichter gekleurde neus is toegestaan.
Voorsnuit: Krachtig en in verhouding iets langer dan de schedel; de neusrug- en onderkaakbelijning recht, naar de neus toe iets smaller verlopend.
Lippen: Droog, strak gesloten, zo zwart mogelijk.
Kaken/tanden: Krachtig en volledig schaargebit, waarbij de tanden loodrecht in de kaak moeten staan.
Ogen: Middelgroot, amandelvormig, iets schuin geplaatst; de kleur bruin tot donkerbruin; de oogleden goed gesloten, waarbij het wenselijk is dat de oogranden zwart zijn.
Oren: Staande grote oren, hoog aangezet, evenwijdig en voorwaarts gericht; in de vorm van een langgerekte, van boven licht afgeronde driehoek.
HALS: Middellang en goed gespierd, harmonieus aangezet aan het lichaam, zonder keelhuid; de elegant gewelfde neklijn loopt zonder onderbreking van het licht hoog gedragen hoofd tot aan de schoft.
LICHAAM:
Bovenbelijning: Krachtig, goed gespierd, middellang.
Schoft: Duidelijk aanwezig.
Rug: Horizontaal, strak.
Lendenen: Sterk gespierd.
Croupe: Lang en van gemiddelde breedte; geleidelijk aflopend vanaf het kruisbeen tot aan de staartaanzet.
Borst: Niet te breed, diep (ongeveer 50% van de schofthoogte); reikend tot aan de ellebogen; ovale en ver naar achteren reikende borstkast. Duidelijk aanwezige voorborst.
Onderbelijning en buik: Slanke, strakke flanken; de buiklijn loopt licht op.
STAART: Rondom vol behaarde sabelstaart, die naar de punt toe smaller wordt; behoorlijk laag aangezet en tenminste reikend tot aan het spronggewricht; in rust recht naar beneden hangend of het onderste één derde deel licht opgebogen; in beweging mag de staart hoger worden gedragen, maar nooit boven de ruglijn.
LEDEMATEN:
VOORHAND:
Algemeen: Pezig, middelkrachtig beendergestel. Van voren gezien recht; slechts licht brede stand; van opzij gezien goed gehoekt.
Schouder: Lang en goed schuin gesteld schouderblad, goed gehoekt; de gehele schouderpartij is sterk gespierd.
Opperarm: Voldoende lang, sterke gespierd.
Ellebogen: Goed aansluitend.
Onderarm: Lang, recht, pezig.
Middenvoorvoet: Stevig, vast en iets schuin geplaatst.
Voorvoet: Ovaal, met dicht tegen elkaar aanliggende, goed gewelfde tenen; stevige, veerkrachtige zwarte voetzolen; donkere nagels zijn gewenst.
ACHTERHAND:
Algemeen: Pezig, middelkrachtig beendergestel. Van achteren gezien recht en evenwijdig; niet te wijd staand; van de zijkant gezien goed gehoekt.
Dijbeen: Middellang, sterk gespierd.
Knie: Passend gehoekt.
Onderschenkel: Middellang, schuin gesteld, met stevige botten en goede gespierd.
Spronggewricht: Krachtig en goed gehoekt.
Middenachtervoet: Middellang, recht, pezig.
Achtervoet: Ovaal, de achtervoet is iets langer dan de voorvoet; dicht tegen elkaar aanliggende, goed gewelfde tenen; stevige, veerkrachtige zwarte voetzolen; donkere nagels zijn gewenst.
GANGEN / BEWEGING: Gelijkmatige ritmische bewegingsafwikkeling, vlot en volhardend met ruim uit grijpende voortred en krachtige afzet achter; de draf is ruim uitgrijpend en lichtvoetig.
HUID: Zonder rimpelvorming en donker gepigmenteerd.
VACHT:
Beharing:
Stockhaar (middellange lengte): Dichte, goed aanliggende stokharige vacht; overvloedige ondervacht bedekt met hard, stevig, recht stekelhaar; snuit, aangezicht, oren en de voorkant van de poten zijn bedekt met korter haar; de nek en de achterkant van de poten zijn iets langer behaard. Licht golvend, hard haar is toegestaan.
Langstockhaar (lange lengte): Dichte, goed aanliggende stokharige vacht, overvloedige ondervacht bedekt met hard, stevig, recht stekelhaar; snuit, aangezicht, oren en de voorkant van de poten zijn bedekt met korter haar; in de nek heeft de lange vacht duidelijke manen, de achterkant van de poten en de haren van de staart zijn rijkelijk bevederd. De vachtlengte mag nooit overdreven zijn. Licht golvend, hard haar is toegestaan.
Kleur: Wit.
MAAT EN GEWICHT:
Schofthoogte: Reuen: 58 - 66 centimeter. Teven: 53 - 61 centimeter.
Gewicht: Reuen: ca. 30 - 40 kilogram. Teven: ca. 25 - 35 kilogram.
Rastypische, in goede verhouding opgebouwde honden, die iets onder of boven de maat zijn, moeten niet gediskwalificeerd worden.
FOUTEN:
Elke afwijking van eerder genoemde punten moet als een fout worden gezien. De ernst waarmee betreffende fout moet worden beoordeeld, moet in exacte verhouding staan tot de aard en het effect op de gezondheid en het welzijn van betreffende hond en zijn vermogen om zijn oorspronkelijke werk te kunnen verrichten.
Lichte zweem van wildkleur (licht gele zweem of lichtbruine schaduw) aan de oorpunten, over de rug en het bovenste gedeelte van de staart.
Vlekkerige pigmentverlies op neus, aan lippen en/of oogranden.
Wolfsklauwen. Uitgezonderd in die landen, waar verwijdering bij de wet is verboden.
ZWARE FOUTEN:
Plompe verschijning, te kort lichaam (vierkante bouw).
Afwezigheid van geslachtstype.
Het missen van meer dan 2 premolaren PM1; de M3 wordt buiten beschouwing gelaten.
Hangoren, tiporen, knikoren.
Zeer overdreven aflopende ruglijn.
Ringstaart, knikstaart, haakstaart, staart die boven de ruglijn wordt gedragen.
Zacht, zijdeachtig dekhaar; wollig, gekruld, niet tegen het lichaam aanliggend haar; uitgesproken langhaar zonder ondervacht.
Duidelijke wildkleur (duidelijke gele of bruinrode verkleuring) aan de oorpunten, over de rug en het bovenste gedeelte van de staart.
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
Agressieve of overmatig schuwe honden.
Elke hond, die duidelijk aantoonbare lichamelijke abnormaliteiten of gedragsstoornissen vertoont moet gediskwalificeerd worden.
Angst, grote schrikachtigheid, angst in combinatie met agressie, onnodige agressie, lethargisch gedrag.
Eén of beide ogen blauw van kleur, uitpuilende ogen.
Entropion, extropion.
Ondervoorbeet of bovenvoorbeet, kruisgebit.
Volledig pigmentverlies van de neus, lippen en/of oogranden.
Volledig pigmentverlies van de huid en de voetzolen.
Albinisme.
N.B.: Mannelijke dieren moeten twee normaal ontwikkelde testikels te hebben, die volledig zijn ingedaald in het scrotum.